Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar [9]dit woord was kwaad in de ogen van Samuel, als zij zeiden: Geef ons een koning, om ons te richten. En Samuel [10]bad den HEERE aan. 9. Want het kwam God alleen toe zulk een vorm van regering over zijn volk te stellen, gelijk het hem beliefde. Maar het betaamde het volk niet dit te doen uit hoogmoed of eergierigheid, of misvertrouwen, of andere inzichten, zonder den Heere raad te vragen; zie vs.7. 10. Om te weten hoe hij zich in deze zaak gedragen zou, en of hij de begeerte des volks zou inwilligen of niet.